Speech slavernijverleden

Speech van burgemeester Marja van Bijsterveldt die zij uitsprak tijdens de bijeenkomst van 19 december 2023 over het slavernijverleden van Delft.

 

Lieve mensen.

Wereldwijd staat onze stad bekend om haar iconisch Delfts blauw, schilderkunst van wereldklasse en de innige relatie met het koningshuis. We zijn trots op deze rijke geschiedenis. Maar… onze geschiedenis kent ook een lelijke kant. Een kant die lange tijd onderbelicht is gebleven. Het is een verleden waarvan we de impact eerder niet voldoende hebben overzien, misschien ook niet wilden zien. Omdat het schuurt, omdat het ingewikkeld en pijnlijk is. Liever richtten we ons op de móóie kanten van onze geschiedenis.

Maar het historisch onderzoek dat we dit jaar lieten uitvoeren, laat het duidelijk zien:  Delft was intensief betrokken bij slavernij en slavenhandel. Het onderzoek laat zien dat Delftenaren nauwe relaties hadden met de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie, de VOC en de WIC. Deze twee ondernemingen waren in onze stad gevestigd, met kantoren en pakhuizen. Beiden hielden zich bezig met de handel en uitbuiting van tot slaaf gemaakten.

We weten nu dat veel Delftse burgers werkten voor de VOC en de WIC. Ook waren er veel inwoners die tot slaaf gemaakten kochten, erfden of verkochten. Dit betekent dat Delftenaren - in hoge en lagere functies - actief deelnamen aan het systeem dat slavernij mogelijk maakte en in stand hield. We weten nu ook dat het bestuur van de stad en de leiding van de VOC en de WIC nauw met elkaar verweven waren. Want veel van de bestuurders van beide ondernemingen zaten ook in de Veertigraad. Deze raad bepaalde in die tijd wie er aan het Delftse stadsbestuur mocht deelnemen.

Het onderzoek laat ook zien dat de stad Delft zelf geen aandelen heeft gehad in de VOC en WIC. Maar bestuurders van Delft, inwoners en instellingen binnen de stad investeerden wel op verschillende manieren in deze ondernemingen – en dus in slavernij. We lezen in het onderzoek ook dat Afrikanen en Aziaten al vanaf de zeventiende eeuw deel uitmaakten van de Delftse samenleving. Tegelijk weten we maar heel weinig over wie deze mensen waren en wat zij hebben moeten doorstaan. Van velen kennen we niet eens een naam. Vaak werd in de registers volstaan met een aanduiding als ‘een zwarte meid’ of ‘een zwarte jongen’. De geschiedenis zien we vooral door de bril van de witte Nederlander, zo blijkt wel uit onze archieven.

Met de uitkomsten van het onderzoek kunnen we stellen dat in een stad als Delft iedereen wist of kon weten dat slavernij bestond – en wat dat inhield. Het is nu meer dan 200 jaar geleden dat de VOC en de WIC met hun schepen de wereld over voeren. Maar de sporen van deze ondernemingen zijn nog altijd zichtbaar in onze stad. We weten dat sommige woonhuizen zijn gebouwd met opbrengsten uit slavernij. En ook vandaag de dag nog zien we plekken in de stad die ons herinneren aan het slavernijverleden, zoals het Oost-Indisch Huis en het Oost-Indisch pakhuis. Zij zijn stille getuigen van die wrede tijd.

Dit alles, wat we nu weten over het slavernijverleden van Delft is zéér waardevol. Het vult een leegte in de geschiedschrijving van onze stad. Het onderzoek werpt een nieuw licht op een periode die ons en onze stad heeft gevormd. En het doet recht aan al die mensen die hebben geleden onder slavernij en onderdrukking – een pijn die nabestaanden ook nu nog voelen.

Het onderzoek onderstreept dan ook dat het slavernijverleden geen gesloten boek is. De zichtbare ketenen zijn weliswaar al lang afgeworpen, maar onzichtbare ketenen verbinden ons nog altijd met die tijd. Dat blijkt ook uit de gesprekken die we hebben gevoerd met mensen in de stad, Delftenaren met tot slaaf gemaakte voorouders. Hun persoonlijke verhalen raken ons diep.

Een jonge veertiger vertelde mij hoe bij hem de relatie met het slavernijverleden nog altijd heel dichtbij is. Bijvoorbeeld in zijn achternaam, een naam die door een plantagehouder aan zijn voorouders werd gegeven. En een andere achternaam in zijn familie komt van een handelaar die verantwóórdelijk was voor transport en handel in slaven. Het feit dat hij nu openlijk over het slavernijverleden kan spreken, is voor hem bevrijdend. Het opent het gesprek tussen hem en zijn witte vrienden. Het gaat hem niet alleen om hemzelf, maar vooral om zijn kinderen. Het weet dat als kinderen een lichtere huidskleur hebben, hen een hoop verdriet als gevolg van racisme wordt bespaard. Hij probeert zijn kinderen dan ook weerbaar te maken tegen racisme.

Een vrouw vertelde dat zij haar kinderen meegeeft dat zij twee keer zo hard moeten werken in het leven, om dezelfde erkenning te krijgen als witte mensen. Anderen merken dat verwachtingen van docenten over hun kinderen van kleur lager zijn.

Deze verhalen raken mij, raken ons als college, diep. Ze maken duidelijk dat de geschiedenis doorwerkt tot op de dag van vandaag. Niet alleen in de monumenten in onze stad. Niet alleen in de registers in het stadsarchief. Maar helaas ook in de manier waarop mensen nu nog met elkaar omgaan. Uitsluiting en racisme zijn nooit ver weg. Oók niet in een diverse stad als Delft, een stad die van oudsher een internationaal karakter heeft.

De stem van het geweten klinkt daarom vandaag luid. Wij sluiten onze ogen niet voor het verleden. Wij sluiten onze ogen niet voor de betrokkenheid van onze voorgangers bij slavernij.

Wij, het college van burgemeester en wethouders van Delft, lopen in de voetsporen van die voorgangers. Voor hún handelen bieden wij vandaag onze oprechte excuses aan. Dat doen we aan de nazaten van tot slaaf gemaakten. En aan de gehele stad.

Excuus voor het slavernijverleden mag niet alleen klinken. Het moet ook blijken – uit ons handelen. Wij moeten het slavernijverleden van onze stad en de impact ervan erkennen. En we moeten de verhalen over dit verleden met elkaar delen, bespreken en doorgeven.

Bewustwording en educatie, daar begint het mee. Niet alleen omdat dat belangrijk is voor de nazaten. Maar omdat het voor élke Delftenaar waardevol is, om onze volledige geschiedenis te kennen en de impact te doorgronden. Alleen zo krijgt het woord samenleving daadwerkelijk gestalte. 

Ik realiseer me heel goed dat ook hier in onze stad niet iedereen dezelfde gevoelens heeft bij de stap die we vandaag zetten. Onze Koning heeft hierover belangrijke woorden gesproken bij de Nationale Herdenking eerder dit jaar. 
Ik citeer: 

“Er zijn ook inwoners van Nederland die het aanbieden van excuses zo lang na de afschaffing van de slavernij overdreven vinden. Zij onderstéunen echter in overgrote meerderheid wél de strijd voor gelijkwaardigheid van alle mensen, ongeacht kleur of culturele achtergrond. Daarom wil ik u vragen: stel uw hart open voor al die mensen die hier vandaag niet zijn. Maar die wél samen met u willen werken aan een samenleving waarin iedereen volwaardig kan meedoen. Respecteer dat er verschillen zijn in beleving, achtergrond en voorstellingsvermogen.”  

Belangrijke, betekenisvolle woorden. 

We geven onze excuses van vandaag zeker een vervolg. Zo gaan we onder andere een gedenkplaats in Delft vormgeven en organiseren we jaarlijks een herdenkingsmoment. Als college gaan we ook de gesprekken vervolgen die we de afgelopen maanden hierover met Delftenaren hebben gevoerd.

Want het belangrijkste is dat we dit jaar zijn gestart met het eerlijke gesprek. Met écht praten met elkaar, waarbij we de moeilijke onderwerpen niet schuwen. En we blijven ons inzetten tegen uitsluiting en discriminatie. Die plannen om de excuses een vervolg te geven, maken we natuurlijk niet alleen. We zijn tot hier gekomen dankzij een zorgvuldig proces, dat we hebben doorlopen samen met vele anderen. En daar gaan we mee door.

We hebben al veel ideeën opgehaald uit de gesprekken met de stad, met de gemeenteraad en met het Kwartiermakers Comité Slavernijverleden Delft. Dit Kwartiermakers Comité bestaat uit veel organisaties en inwoners die het slavernijverleden van Delft structureel aandacht willen geven. En dat gaan we samen doen. Niet alleen tijdens dit herdenkingsjaar, maar ook in de toekomst. Diezelfde gesprekken die ons afgelopen maanden zo raakten, vormen tegelijkertijd ook een bron van inspiratie. Want het zijn ook verhalen van moed en trots.

Zo sprak ik met Glenn Weisz senior, een wijs mens. Hij is altijd strijdvaardig geweest op het gebied van arbeidsmarktracisme, etnisch profileren en advisering in het onderwijs. Hij ontleent veel trots aan de strijdbaarheid van zijn voorouders, en ziet het als zijn plicht en verantwoordelijkheid om dat voort te zetten. Om zo de maatschappij een stukje beter te maken voor de komende generaties. Glenn en zijn vrouw hebben hun kinderen in de opvoeding bewust gemaakt van hun verleden. En zij leerden hen over de Surinaams-Nederlandse geschiedenis, taal en cultuur. Zij gaven hen stevige wortels, zodat ze stevig staan wanneer zij met racisme te maken krijgen.

Iedereen die hier vandaag aanwezig is, heeft zijn of haar eigen reis gemaakt naar hier en nu. Die reis, die is gestart bij onze voorouders, brengt ons allen naar waar we nu staan. We reizen nu samen verder. Op weg naar een gezamenlijke toekomst met meer kennis van ons gedeelde verleden. Hierin hebben wij met elkaar een verantwoordelijkheid. Dat geldt voor het stadsbestuur en voor iedere Delftenaar. Want alleen samen kunnen we werken aan een verbonden samenleving, waarin we naar elkaar omzien. Een samenleving waar iedereen ertoe doet. Gelijk en gelijkwaardig, en met oog voor wat ons bindt.

Er ligt een waardevol onderzoek naar het Delftse slavernijverleden. Ik wil namens het college van burgemeester en wethouders iedereen danken die hieraan heeft bijgedragen. Dank aan het onderzoekersteam Nancy Jouwe, Gerrit Verhoeven en Ingrid van der Vlis. Dank ook aan het Kwartiermakerscomité Slavernijverleden Delft onder inspirerende leiding van Glenn Weisz junior.

Uw inzet heeft ervoor gezorgd dat het slavernijverleden van Delft nu de noodzakelijke aandacht krijgt. Dank ook aan alle Delftenaren met wie wij het gesprek mochten voeren.

Het onderzoek én de gesprekken motiveren ons om met u, met alle betrokkenen aan de slag te gaan. We voegen een nieuw hoofdstuk toe aan onze Delftse geschiedenis.

Vandaag is een historische dag.

Ik dank u wel.